Porseleinen fles 350 jaar
350 Jaar Porceleyne Fles
Dit jaar bestaat de Porceleyne Fles 350 jaar. Het is een prestatie van allure om vele eeuwen een fabriek met een enkel product als aardewerk te laten bestaan. Het is dan ook de enige van de vierendertig aardewerkfabrieken uit de zeventiende eeuw, die dat gelukt is. Met het jubileum van deze fabriek is onherroepelijk het nationale symbool "Delfts Blauw" verbonden. In het Prinsenhof is momenteel dan ook de expositie "Delfts blauw in alle kleuren; het verhaal van een nationaal symbool" te bewonderen.
In het begin van de zeventiende eeuw werden een paar Portugese vrachtschepen beladen met Chinees porselein veroverd. De verkoop van dit porselein werd een groot succes. Dit porselein werd kraakporselein genoemd en ontleent deze naam aan de Portugese vrachtschepen, die "carraca" werden genoemd. Er werd in die tijd in de Nederlanden aardewerk gemaakt, dat veel grover was dan dit verfijnde porselein. Dit aardewerk werd majolica genoemd en in Delft vanaf omstreeks 1560 gemaakt.
De concurrentie van de geïmporteerde porselein was groot voor de lokale majolica-industrie. Er was echter geen porseleinaarde verkrijgbaar in Europa. Dus echt porselein kon men hier niet gaan maken. Men wist echter het aardewerk zo te verbeteren, dat het op porselein ging lijken. Men noemde dit dan ook wel Delfts Porceleyn. Tegenwoordig noemen we dit aardewerk faience. Van geelbakkende klei werd het voorwerp gevormd en gebakken, de biscuitbrand. Het resultaat was bruin en werd biscuit genoemd. Om het wit te krijgen werd hierop een laag witte tinglazuur aangebracht, waarna de decoratie geschilderd kon worden. Als laatste werd het voorwerp afgedekt met loodglazuur. Bij de tweede bakgang, de gladbrand, hechtte het glazuur aan de scherf en kreeg de decoratie de juiste kleur.
In de zeventiende eeuw ontwikkelde zich een faience-industrie in Delft, die aan het einde van die eeuw uit vierendertig fabriekjes bestond. De Porceleyne Fles werd in 1653 door David Anthonisz van de Pieth aan het Oosteinde opgericht. Al na twee jaar werd de plateelbakkerij verkocht aan Wouter van Eenhoorn en Quirinus van Kleijnoven. In 1663 verkocht Van Eenhoorn zijn aandeel alweer aan Van Kleijnoven. Deze trend zette zich voort en de Porcelyne Fles heeft dan ook door de eeuwen heen vele eigenaren gehad.
In de loop van de achttiende eeuw kwam de aardewerkindustrie in grote problemen, omdat porseleinaarde werd gevonden in Europa. Hierdoor kwam er porselein op de markt, die het Delftse aardewerk begon te verdringen. Daarna ontdekte in 1746 de Engelsman Cookworthy witbakkende klei, dat een product opleverde, dat superieur was aan het Delftse. Dit werd dan ook de doodssteek voor de Delftse aardewerkindustrie. Tegen het einde van de achttiende eeuw was de eens zo florerende aardewerkindustrie grotendeels opgehouden te bestaan.
In 1876 kocht de Delftse ingenieur Joost Thooft de enig overgebleven zieltogende fabriek met de bedoeling de oude traditie van het vervaardigen van Delfts blauw in ere te herstellen.Hij heeft gezorgd, dat overgestapt werd op een nieuwer productieproces, dat een concurrerend soort aardwerk opleverde dat kwalitatief de concurrentie met het Engelse aan kon. Er wordt tegenwoordig dan ook met witbakkende klei gewerkt, waarop direct de decoratie kan worden aangebracht. Hierover komt het glazuur en heeft men maar één bakgang nodig. In 1904 werd het bedrijf omgezet in een naamloze vennootschap, verhuisde in 1916 naar de Rotterdamseweg en kreeg in 1919 het predikaat koninklijk.
Door de eeuwen heen heeft de Poceleyne Fles verschillende beeldmerken gebruikt om zijn producten te merken. Vanaf 1876 wordt het huidige beeldmerk met het apothekersflesje, waaronder de initialen JT van Joost Thooft staan en daaronder het woord Delft. Als u dus een echt handbeschilderd Delfts blauw voorwerp wilt kopen van de Porceleyne Fles, moet u even aan de onderkant op dit merkje letten.
De Porceleyne Fles is tegenwoordig een toeristische trekpleister en is sterk afhankelijk van het internationale toerisme. Dit heeft tot gevolg gehad, dat de afgelopen jaren de omzet is gedaald en dat het bedrijf na vele jaren van uitstekende resultaten nu in de rode cijfers is gekomen. Het bedrijf maakt niet alleen aardewerk meer, maar ontvangt ook toeristen en organiseert workshops. Zo’n 20.000 mensen bezoeken het bedrijf dan ook per jaar en dit zorgt voor 95% van het resultaat.
Sybrand de Jong
(Postiljon, 11 december 2003)
Copyright 2003 Delft Projects & Consultancy. Alle rechten voorbehouden.
350 Jaar Porceleyne Fles
Dit jaar bestaat de Porceleyne Fles 350 jaar. Het is een prestatie van allure om vele eeuwen een fabriek met een enkel product als aardewerk te laten bestaan. Het is dan ook de enige van de vierendertig aardewerkfabrieken uit de zeventiende eeuw, die dat gelukt is. Met het jubileum van deze fabriek is onherroepelijk het nationale symbool "Delfts Blauw" verbonden. In het Prinsenhof is momenteel dan ook de expositie "Delfts blauw in alle kleuren; het verhaal van een nationaal symbool" te bewonderen.
In het begin van de zeventiende eeuw werden een paar Portugese vrachtschepen beladen met Chinees porselein veroverd. De verkoop van dit porselein werd een groot succes. Dit porselein werd kraakporselein genoemd en ontleent deze naam aan de Portugese vrachtschepen, die "carraca" werden genoemd. Er werd in die tijd in de Nederlanden aardewerk gemaakt, dat veel grover was dan dit verfijnde porselein. Dit aardewerk werd majolica genoemd en in Delft vanaf omstreeks 1560 gemaakt.
De concurrentie van de geïmporteerde porselein was groot voor de lokale majolica-industrie. Er was echter geen porseleinaarde verkrijgbaar in Europa. Dus echt porselein kon men hier niet gaan maken. Men wist echter het aardewerk zo te verbeteren, dat het op porselein ging lijken. Men noemde dit dan ook wel Delfts Porceleyn. Tegenwoordig noemen we dit aardewerk faience. Van geelbakkende klei werd het voorwerp gevormd en gebakken, de biscuitbrand. Het resultaat was bruin en werd biscuit genoemd. Om het wit te krijgen werd hierop een laag witte tinglazuur aangebracht, waarna de decoratie geschilderd kon worden. Als laatste werd het voorwerp afgedekt met loodglazuur. Bij de tweede bakgang, de gladbrand, hechtte het glazuur aan de scherf en kreeg de decoratie de juiste kleur.
In de zeventiende eeuw ontwikkelde zich een faience-industrie in Delft, die aan het einde van die eeuw uit vierendertig fabriekjes bestond. De Porceleyne Fles werd in 1653 door David Anthonisz van de Pieth aan het Oosteinde opgericht. Al na twee jaar werd de plateelbakkerij verkocht aan Wouter van Eenhoorn en Quirinus van Kleijnoven. In 1663 verkocht Van Eenhoorn zijn aandeel alweer aan Van Kleijnoven. Deze trend zette zich voort en de Porcelyne Fles heeft dan ook door de eeuwen heen vele eigenaren gehad.
In de loop van de achttiende eeuw kwam de aardewerkindustrie in grote problemen, omdat porseleinaarde werd gevonden in Europa. Hierdoor kwam er porselein op de markt, die het Delftse aardewerk begon te verdringen. Daarna ontdekte in 1746 de Engelsman Cookworthy witbakkende klei, dat een product opleverde, dat superieur was aan het Delftse. Dit werd dan ook de doodssteek voor de Delftse aardewerkindustrie. Tegen het einde van de achttiende eeuw was de eens zo florerende aardewerkindustrie grotendeels opgehouden te bestaan.
In 1876 kocht de Delftse ingenieur Joost Thooft de enig overgebleven zieltogende fabriek met de bedoeling de oude traditie van het vervaardigen van Delfts blauw in ere te herstellen.Hij heeft gezorgd, dat overgestapt werd op een nieuwer productieproces, dat een concurrerend soort aardwerk opleverde dat kwalitatief de concurrentie met het Engelse aan kon. Er wordt tegenwoordig dan ook met witbakkende klei gewerkt, waarop direct de decoratie kan worden aangebracht. Hierover komt het glazuur en heeft men maar één bakgang nodig. In 1904 werd het bedrijf omgezet in een naamloze vennootschap, verhuisde in 1916 naar de Rotterdamseweg en kreeg in 1919 het predikaat koninklijk.
Door de eeuwen heen heeft de Poceleyne Fles verschillende beeldmerken gebruikt om zijn producten te merken. Vanaf 1876 wordt het huidige beeldmerk met het apothekersflesje, waaronder de initialen JT van Joost Thooft staan en daaronder het woord Delft. Als u dus een echt handbeschilderd Delfts blauw voorwerp wilt kopen van de Porceleyne Fles, moet u even aan de onderkant op dit merkje letten.
De Porceleyne Fles is tegenwoordig een toeristische trekpleister en is sterk afhankelijk van het internationale toerisme. Dit heeft tot gevolg gehad, dat de afgelopen jaren de omzet is gedaald en dat het bedrijf na vele jaren van uitstekende resultaten nu in de rode cijfers is gekomen. Het bedrijf maakt niet alleen aardewerk meer, maar ontvangt ook toeristen en organiseert workshops. Zo’n 20.000 mensen bezoeken het bedrijf dan ook per jaar en dit zorgt voor 95% van het resultaat.
Sybrand de Jong
(Postiljon, 11 december 2003)
Copyright 2003 Delft Projects & Consultancy. Alle rechten voorbehouden.